Uit de Oude Doos
Gelet op de actualteit hebben we, in afwachting van een update, deze Eulenspiegel alvast uit het archief naar voren gehaald.
- Afvallen om gezond te sterven
- Dikke bouwarbeiders leven langer
- Homöostase i.p.v. Set Point
- Bijgeloof gewichtscontrole
- Om mooi dood te gaan
- Risicofaktoren zonder risico
- Vetarm ziek eten
- Framinghamse eierdans
- Zo fit als een hoentje en zo slank als Kate M.
- Niets in de biologie heeft zin, wanneer het niet in het licht van de evolutie bezien wordt: de „Venus van Willendorf"
Afvallen om gezond te sterven
door Dr. Nicolai Worm
Elk jaar, zodra de kerst- en nieuwjaarsvakantie voorbij zijn, komt de “dieetleugen” weer op tafel. In het verleden waren het vooral vrouwenbladen die miljoenen mensen met overgewicht de illusie gaven dat ze hun overtollige kilo's kwijt konden raken met weer het “nieuwste” dieet. Tegenwoordig zitten de zeer serieuze deskundigen op de eerste rij: professoren en leerstoelhouders op het...
...gebied van voeding, de beroepsverenigingen en de ziektekostenverzekeraars. Ze zijn er allemaal volledig van overtuigd: “Afvallen is gezond!”.
Sinds kort is er een nieuwe vorm van voeding in zwang - een dieet dat helemaal geen dieet is. Wat bedoeld wordt is het vetarme, koolhydraatrijke dieet, het gezondste van alle gezonde diëten. De ziekenfondsen hebben net weer nieuwe campagnes gestart om duizenden mensen met overgewicht gelukkig te maken met eeuwig durende slankheid door “vetogen te tellen”. Gewichtsverlies is gegarandeerd. En het mooiste is dat de experts de thermodynamica-wetten opnieuw hebben uitgevonden voor de ziekenfonds-klanten, want “de calorieën in brood, aardappelen, appels en gummibeertjes maken gewoonweg niet dik”.
Wetenschappelijk bewijs voor dergelijke voedingsaanbevelingen is niet nodig. Dit zou alleen maar verwarring stichten, aangezien de meerderheid van de beschikbare onderzoeken aantonen dat het “vetarme dieet” een mega-afslankingsflop is. In plaats daarvan zouden beroemde afslankexperts eenvoudige, begrijpelijke antwoorden moeten kunnen geven op extreem ingewikkelde fenomenen die niet volledig verklaard kunnen worden, zoals de ontwikkeling van obesitas. Begrijpelijk, plausibel - en fout!
Welk dieet en welke “gezonde” verandering van “verkeerde” gewoonten ook wordt toegepast - 19 van de 20 lijners zullen na uiterlijk drie tot vijf jaar hetzelfde wegen als voorheen, en de meerderheid van hen zal zelfs aanzienlijk meer wegen. Tot zover de realiteit.
De oorzaak van het falen is niet het “verkeerde dieet” of een gebrek aan verandering in “verkeerde eetgewoonten”. We kunnen op de lange termijn niet afvallen omdat we daar genetisch niet voor zijn uitgerust. Gedurende miljoenen jaren hebben onze voorouders een succesvolle overlevingsstrategie ontwikkeld wanneer voedsel schaars is. Het vermogen om effectief zoveel mogelijk voedselenergie op te slaan en er zo weinig mogelijk van te verspillen was hun overlevingsvoordeel bij uitstek. Zodra voedsel schaars werd en de energievoorraden in het lichaam begonnen te slinken, dreven autonoom getriggerde en cognitief oncontroleerbare signalen (honger en eetlust) de mens er herhaaldelijk toe om de hoogste bergen te overwinnen en woeste rivieren over te steken om aan iets eetbaars te komen.
Hoe sterker de hongersignalen, hoe groter de drang om met ware doodsverachting iets te pakken zien te krijgen. En hoe meer lichaamsreserves worden opgebruikt tijdens de doorleefde “droogte”, hoe sterker het streven van het lichaam om zich beter te wapenen voor de volgende crisis door een voorraad voedsel aan te leggen. Het idee dat ons eetgedrag permanent onder controle kan worden gehouden door wilskracht en ingestudeerde gedragsregels zou een verkeerde inschatting zijn van de kracht van de natuur en de menselijke biologie.
En degenen die er daadwerkelijk in slagen om hun overgewicht op de lange termijn te verminderen - worden zij dan tenminste met een goede gezondheid beloond? Als we het niet hebben over surrogaatparameters, d.w.z. een vermindering van bloedlipiden, bloeddruk en bloedsuiker, maar over de relevante “harde” klinische eindpunten zoals niet-dodelijkel en dodelijke hartinfarcten, niet-dodelijke en dodelijke herseninfarcten, diabetes gevolgschade en natuurlijk, algehele mortaliteit, dan ziet her er tamelijk ongezond uit: Geen enkel langetermijnonderzoek heeft ooit consistent een daling in sterfte na gewichtsverlies aan kunnen tonen. Aan de andere kant tonen 25 overeenkomstige onderzoeken aan, dat na het afvallen de mortaliteit duidelijk stijgt, met uitgerekend hart- en herseninfarcten als belangrijkste doodsoorzaken.
Dikke bouwarbeiders leven langer
Brenner H et al: Body weight, pre-existing disease, and all-cause mortality in a cohort of male employees in the German construction industry. Journal of Clinical Epidemiology 1997/50/S.1099-1106
Obesitas wordt beschouwd als een onafhankelijke risicofactor voor hartaanvallen, ongeacht andere levensomstandigheden zoals gebrek aan beweging of psychosociale stress. Een langetermijnstudie van de Universiteit van Ulm toont aan dat deze veronderstelling onjuist is. De onderzoekers volgden de gezondheid van 8.043 bouwvakkers tussen 25 en 65 jaar gedurende vier en een half jaar. Zoals verwacht hadden de dikste werknemers de meeste kans op hoge bloeddruk, diabetes en de eerste tekenen van coronaire hartziekten (CHD). Verrassend was echter dat de dikste werknemers toch gezonder waren dan hun slankere tegenhangers:
Werknemers met een body mass index (BMI) van 30 of meer hadden een 60% lager sterftecijfer in vergelijking met werknemers met een BMI lager dan 22,5 - en die als ideaal slank werden beschouwd. Bij mensen met hoge bloeddruk, diabetes of hart- en vaatziekten hadden mannen met een BMI boven de 30 zelfs een 70% lager sterftecijfer vergeleken met de slanksten. Onder bouwvakkers zonder risicofactoren was het sterftecijfer ook het laagst onder de diksten. De verschillen met de dunsten waren echter niet langer statistisch significant. De auteurs schrijven hun resultaten toe aan fysieke arbeid. Lichamelijke inspanning is dus belangrijker voor de gezondheid dan gewicht.
Opmerking: Overgewicht wordt geassocieerd met een compleet andere levensstijl in verschillende delen van de bevolking, die een veel grotere invloed kan hebben op de levensverwachting. Het zijn waarschijnlijk deze leefstijlkenmerken die een verhoogde bloeddruk of suikerstofwisselingsstoornissen veroorzaken en ook leiden tot een verhoogd lichaamsgewicht. Obesitas op zich zou daarom slechts een relatief onbeduidend neveneffect zijn.
Homöostase i.p.v. Set Point
Schwartz MW, Brunzell JD: Regulation of body adiposity and the problem of obesity. Arteriosclerosis Thrombosis and Vascular Biology 1997/17/S.233- 238
Onsuccesvolle dieetpogingen worden bij voorkeur verklaard met de “setpointtheorie”. Elk organisme heeft een genetisch bepaald instelpunt dat niet door diëten kan worden gemanipuleerd. Daarom komen kilo's die moeizaam zijn kwijtgeraakt snel weer terug. Het setpointmodel stoot bereikt echter al snel zijn grenzen, omdat het niet verklaart, waarom veel mensen adoor diëten aankomen in plaats van in ieder geval hun uitgangsgewicht te behouden. Daarom wordt tegenwoordig de voorkeur gegeven aan het homeostase model, dat veranderingen van het lichaamsgewicht toelaat.
Zelfs de allereerste dieetstudie, het Minnesota-experiment van Ancel Keys (EU.L.E.N-SPIEGEL 1997/H.2/p.2-3), suggereerde dat het lichaamsgewicht onderhevig is aan metabolische controle, net zoals bijvoorbeeld de partiële zuurstofdruk in het bloed. Latere studies hebben aangetoond dat een eenmaal bereikt overgewicht, niet alleen bij mensen maar ook bij praktisch alle zoogdieren, binnen bepaalde grenzen behouden blijft. De mate van overgewicht speekt daarbij geen rol. Het is niet bekend hoe deze homeostase (ook bekend als ponderostat) wordt gereguleerd en hoe deze zich stabiliseert op een hoger niveau a´ten gevolge van diëten, verdriet of de beschikbaarheid van lekker eten. Bediscussieerd wordt een vertraagde terugkoppeling van insuline naar leptine, dat normaal gesproken de eetlust remt.
Als het organisme zich zo heftig verzet tegen hongerdiëten en gewichtsverlies, is het redelijk om te vermoeden dat dit een vitale functie is. Dit wordt niet alleen ondersteund door de sterfgevallen als gevolg van hartritmestoornissen bij strenge caloriearme diëten, maar ook door het optreden van galstenen binnen de eerste paar maanden bij 10 tot 25% van de patiënten. Ernstiger is echter het feit dat aanzienlijk gewichtsverlies het sterftecijfer met 40 tot 60% verhoogt. Dit is des te onbegrijpelijker, omdat gelijktijdig het risicoprofiel (bijv. cholesterol) ontegenzeggelijk verbetert.
De auteurs raden daarom aan om naar het type obesitas te differentieren. Het risico op stofwisselingsziekten is alleen aanwezig bij androïde (buik)vet in de buikholte, maar niet bij gynoïde (heup)vet. In het laatste geval zou men gewicht reduceren moeten ontraden. Bij androïde obesitas houden ze een beperking van de hoeveelheid voedsel niet voor effectief en adviseren ze een vetarm dieet plus lichaamsbeweging. In elk geval moet de patiënt worden geïnformeerd over de bijwerkingen van diëten en dat hun gewicht onderhevig is aan biologische en niet aan willekeurige controle.
Opmerking: De dramatische afname van de levensverwachting als gevolg van gewichtsverlies is voor de auteurs helaas geen aanleiding om te bespreken, of een gewichtreductie door een vetarm dieet überhaupt nog wenselijk is.
Bijgeloof gewichtscontrole
Berger A et al: Uncoupling proteins: the unrave/ling of obesity? British Medi- cal Journal 1998/317/S.1607-1608
Vaak woordt verondersteld dat dikke mensen een gebrek aan wilskracht hebben, wat een succesvol “dieet” in de weg staat. Eind vorig jaar toonden drie auteurs in het British Medical Journal aan dat dit niet overeenkomt met de feiten: “Lichaamsgewicht is onderhevig aan fysiologische controle”. Dit komt doordat tal van aangeboren beïnvloedende factoren een vrijwillige invloed op het gewicht verhinderen:
- In 1994 werd het hormoon leptine en zijn invloed op verzadiging ontdekt. Muizen met een genetisch defect die het hormoon niet zelf kunnen produceren, verloren gewicht wanneer ze leptine kregen toegediend. Het hormoon is ook met succes toegediend aan een dik kind met een leptinetekort.
- Het is ook mogelijk dat er leptineresistentie bestaat, vergelijkbaar met insulineresistentie. Een Amerikaans onderzoek suggereert dat in dit geval de toediening van extra leptine de dikke patiënten zou kunnen helpen.
- Pas in 1997 werden bij mensen twee eiwitten (UCP2, UCP3) ontdekt die de omzetting van opgenomen voedsel in energie kunnen beïnvloeden.
Ze zijn verantwoordelijk voor het feit dat sommige mensen meer voedselenergie omzetten in warmte, terwijl anderen meer vet afzetten. De UCP's leiden tot veranderingen in de protongradiënt van de ademhalingsketen, wat resulteert in een verhoogde warmteproductie. Dergelijke eiwitten werden enkele jaren geleden gevonden in het bruine vetweefsel van winterslapers: De dieren hebben ze nodig om de nodige lichaamstemperatuur terug te krijgen wanneer ze ontwaken.
Alle drie de substanties, zowel leptine als ook UCP2 en UCP3, zijn nu doel van onderzoek van talloze farmaceutische bedrijven die de nieuwste bevindingen willen gebruiken om afslankpillen te ontwikkelen.
Om mooi dood te gaan
Yaari S, Goldbourt U: Voluntary and involuntary weight loss: associations with long term mortality in 9,228 middle-aged and elderly men. American Journal of Epidemiology 1998/148/S.546-555
Wie zijn leven lief is, die zou op zijn gewicht moeten letten of maar een beetje aan mogen komen. Of het nu gaat om afvallen om esthetische redenen of om gezondheidsredenen, Shlomit Yaari en Uri Goldbourt raden het na hun grondige studie liever af.
De Israëlische artsen volgden de gewichtsveranderingen van 9.228 mannen tussen 40 en 65 jaar in 1963 en 1968. Meer dan een kwart van de proefpersonen volgde in deze periode een dieet, sommigen om gezondheidsredenen, anderen gewoon om af te vallen. Zoals verwacht ging gewichtsverlies statistisch gezien gepaard met lagere cholesterolwaarden, maar ook met meer hartaandoeningen en diabetes. In de daaropvolgende 18 jaar stierf een derde van de deelnemers aan het onderzoek. De statistische analyse van de sterfgevallen onthulde een schokkend resultaat: mannen die meer dan 5 kg waren afgevallen tijdens de onderzoeksperiode hadden bijna twee keer zoveel kans om te sterven als mannen met een stabiel lichaamsgewicht. Om uit te sluiten dat deze extreme gewichtsverliezen door een fatale ziekte veroorzaakt waren, rekenden de auteurs de gegevens nog eens na, maar lieten nu de sterfgevallen van de eerste onderzoeksjaren buiten beschouwing. Het resultaat: zowel vrijwillig als onvrijwillig, ziektegerelaterrd gewichtsverlies gaat gepaard met een stijging van de mortaliteit.
Risicofaktoren zonder risico
Blair NS et al: Body weight change, all-cause mortality, and cause-specific mortality in the multiple risk factor intervention trial. Anna/s of Internal Medicine 1993/119/S.749-757
Het MRFIT-onderzoek dat in de jaren 1970 werd gestart, blijft voor negatief nieuws zorgen. In het Amerikaanse onderzoek ondergingen mannen tussen de 35 en 57 jaar gedurende 6 tot 7 jaar regelmatige medische onderzoeken. Alle deelnemers waren gezond, maar behoorden tot een van de groepen waarvan werd beweerd dat ze een verhoogd risico op coronaire hartziekten hadden: Ze rookten, hadden een hoge bloeddruk of een hoog cholesterolgehalte. Bij de helft van de proefpersonen werden inspanningen gedaan om de vermoedelijke risicofactoren te verminderen. Ze kregen bloeddrukverlagende medicijnen, werden aangemoedigd om te stoppen met roken of om een dieet met weinig cholesterol en verzadigde vetten te volgen. Met twijfelachtig succes: hoewel de vermeende risicofactoren afnamen, bleef het risico bestaan: deelnemers in de interventiegroep stierven ongeveer even snel aan coronaire hartziekten als deelnemers die bleven roken en eten wat ze lekker vonden.
Bij 10.529 mannen uit beide groepen werd nu ook nog de relatie tussen gewichtsveranderingen en sterfte geanalyseerd. De mannen met een stabiel gewicht hadden daarbij een duidelijk lager sterfterisico dan diegene met een „schommelgewicht“. Hoe meer gewichtsschommelingen er optraden, d.w.z. hoe vaker er een dieet werd gevolgd, hoe groter het risico op overlijden. Deze correlatie was het duidelijkst voor mannen met een BMI lager dan 28,8; voor de dikkeren was de correlatie statistisch niet langer significant. Maar zelfs deelnemers die 5% of meer van hun lichaamsgewicht waren kwijtgeraakt en hun nieuwe gewicht behielden, hadden een significant hoger risico om te overlijden, vergeleken met deelnemers met een stabiel gewicht.
Vetarm ziek eten
Ginsberg HN et al: Effects of reducing dietary saturated fatty acids on plasma lipids and lipoproteins in healthy subjects. Arteriosc/erosis Thrombosis and Vascular Biology 1998/18/S.441-449
Een vetarm dieet, gepropageerd als een manier om zonder bijwerkingen gewicht te verliezen, en synoniem met gezondheid bij uitstek, brengt aanzienlijke risico's met zich mee. Zelfs de Americaanse Delta Study kan dit feit niet verhullen.
Deze interdisciplinaire studie werd opgezet om aan te tonen dat een laag vetgehalte en een laag aandeel verzadigde vetzuren in de voeding, zouden beschermen tegen aderverkalking. Voor dit doel kregen 103 proefpersonen 24 weken lang hun maaltijden in de deelnemende onderzoekscentra geserveerd Aanvankelijk, gedurende 8 weken, een doorsnee Amerikaans menu met een vetgehalte van 34 energie%, gevolgd door gelijke periodes met een menu met 29 energie% vet en een menu met 25 energie% vet en een lager aandeel verzadigde vetzuren. De auteurs achten met de verlaging van het LDL-cholesterolgehalte hun hypothese als bewezen. Echter, hoe lager het vetgehalte van de geserveerde maaltijden, hoe meer triglyceriden de proefpersonen in hun bloed hadden.
Er werd helemaal geen rekening gehouden met de verhouding tussen triglyceriden en HDL-cholesterol, dat eveneens geldt als een risicofactor voor hartaanvallen. Het steeg van 1,63 naar 1,91 respectievelijk 2,01 en ook de bloespiegel aan Lp(a), het lipoproteïne dat gevreesd wordt vanwege zijn aderverkalkingseffect, steeg ook bij het vetarme dieet.
Opmerking: Niet alleen de slechte smaak van een vetarm dieet spreekt tegen een vetarm dieet voor gewichtsreductie, maar ook de twijfelachtige resultaten voor de korte- en lange termijn resultaat. (bijv. European Journal of Clinical Nutrition 1996/63/5.174- 178). Italiaanse onderzoekers zijn zelfs van mening dat wanneer je op dieet gaat, het beter een vetrijk dieet kan zijn. Want terwijl vetarme diëten bij testpersonen tot een verhoogde incidentie van galstenen voerden, bevorderen vethoudende afvaldiëten de vorming en uitscheiding van gal (International Journal of Obesity 1998/22/5.592-600).
Framinghamse eierdans
Higgins M et al: Benefits and adverse effects of weight loss. Annals of Internal Medicine 1993/119/5.758-763
De beroemde Framingham Study, genoemd naar een klein stadje in Massachusetts, is waarschijnlijk de oudste ( want gestart in 1948!) en populairste prospectieve epidemiologische studie. Voor het deel van de studie dat zich richtte op de risico's van gewichtstoename, werden 2500 inwoners tussen de 35 en 54 jaar oud gerekruteerd en 20 jaar lang met regelmatige tussenpozen onderzocht.
Het resultaat: niet de mensen die waren aangekomen stierven het eerst, maar die gewicht verloren hadden. Omdat sommige ernstige ziekten gepaard gaan met gewichtsverlies, werd geen rekening gehouden met sterfgevallen in de eerste vier jaar van de follow-up. Desondanks “was de algehele mortaliteit over het algemeen het hoogst onder degenen die afvielen, ongeacht hun initiële BMI”.
Voor mannen was de levensverwachting het hoogst als ze waren aangekomen. Ter vergelijking: degenen die waren afgevallen hadden een 55% hoger sterfterisico. Sterfgevallen door hart- en vaatziekten kwamen twee keer zo vaak voor in deze groep. Bij vrouwen was het beeld iets anders: Degenen die hun gewicht hadden behouden leefden het langst. Gewichtsverlies verlaagde hun levensverwachting echter net zoveel als bij mannen.
Totaal niet onder de indruk van hun eigen resultaten concluderen de auteurs in hun samenvatting dat slankheid “gunstig is voor risicofactoren en het voorkomen van ziekte en dood”.
Opmerking: In die tijd probeerden vrouwen zeker meer en duurzamere diëten uit en besteedden ze meer aandacht aan hun “figuur” dan mannen. Dit betekent dat gewichtstoename bij vrouwen niet zozeer het gevolg is van een “natuurlijke” gewichtstoename bij het ouder worden, maar van diëten. Obesitas zou daarom alleen problematisch zijn als het een gevolg is van diëten. Een andere prospectieve analyse van de Framingham-gegevens ondersteunt deze visie. Hieruit bleek dat gewichtsschommelingen, d.w.z. diëten, en niet obesitas, resulteerden in een significant verhoogde mortaliteit (New England Journal of Medicine 1991/324/5.1839-1844).
Zo fit als een hoentje en zo slank als Kate M.
Mager is sexy en een wasbordbuik is ultracool. Kijk maar naar de artikelen in de relevante “vak“bladen en de volle fitnessstudio's, om nog maar te zwijgen van de recordomzet van de voedingsindustrie, vooral voor (zogenaamd) gewichtsverlagende en gezondheidsbevorderende voedingsmiddelen en diëten. In Duitsland wordt jaarlijks meer dan 3,5 miljard mark uitgegeven aan dieetvoeding - en de trend stijgt.
Ook in de geneeskunde en voedingsadvisering geldt: hoe slanker, hoe beter, d.w.z. gezonder. Daarom predikten we onvermoeibaar gewichtsverlies aan bij vrijwel al onze patiënten (totdat ze het niet meer konden horen en wij er vaak geen zin meer in hadden), eraan twijfelen was niet toegestaan.
Rond en gezond
Integendeel, epidemiologen hebben in hun onderzoeken ontdekt dat gezonde mensen met licht overgewicht (wat overeenkomt met een BMI tussen 25 en 29,9 kg/m ) een langere levensverwachting hebben dan gezonde mensen met een normaal gewicht of zelfs ondergewicht.
Verrassend genoeg hebben mensen met licht overgewicht met diabetes mellitus of coronaire hartziekten ook een langere levensverwachting in vergelijking met hun tegenhangers met normaal gewicht of ondergewicht. Ik ken eigenlijk geen enkel onderzoek dat echt duidelijk aantoont dat afvallen het leven verlengt. Over het algemeen is de gunstigste prognose wat betreft sterfte een lichte toename van het lichaamsgewicht in de loop der jaren.
Weer slank en dan - ziek
Blijvend gewichtsverlies is ook een neveneffect. Negen van de tien diëten mislukken. De streefwaarde van ons lichaamsgewicht kan niet simpelweg worden beïnvloed door wilskracht, maar is onderhevig aan de regelcircuits van ons lichaam. Permanent gewichtsverlies, maar ook een constant schommelend gewicht, bijvoorbeeld door diëten (ja, ja, het jojo-effect), wordt ook in verband gebracht met een verhoogd risico op het ontwikkelen van hart- en vaatziekten of diabetes mellitus bij zowel zieke als gezonde mensen, in vergelijking met een stabiel of licht toenemend lichaamsgewicht.
Dit betekent absoluut niet dat slank voortaan synoniem is aan ziek, maar in de toekomst zal het essentieel zijn om in voedingsadviezen al onze patiënten (met uitzondering van de mensen met duidelijk overgewicht natuurlijk) duidelijk te wijzen op de mogelijke levensverkortende en ziektebevorderende gevolgen van gewichtsvermindering.
Leefstijl en wetenschap
Dit zal echter op enige verwarring en weerstand van onze patiënten stuiten. Want deze bevindingen zijn duidelijk in tegenspraak met het huidige schoonheidsideaal. Erger nog, ze gaan in tegen de lange en luid verkondigde medische doctrine en zelfs tegen die van de lekenpers.
Zelfs in de laatste aankondigingen van voedings“goeroes” blijft het hoogdravende lied van gewichtsverlies voor iedereen gezongen worden. Vorig jaar nog werd er in Duitsland een nieuwe richtlijn voor de behandeling van obesitas opgesteld. Het was geen verrassing dat het werk werd gesponsord door een farmaceutisch bedrijf dat, toevallig, op het punt stond om een nieuw eetlustremmend middel goed te keuren. Aangezien er nog steeds talloze nieuwe actieve ingrediënten voor de behandeling van obesitas worden ontwikkeld in de ontwikkelingslaboratoria van farmaceutische bedrijven, ga ik ervan uit dat de onheilskreten van medische experts over de gevaren van obesitas niet snel zullen verstommen.
... tegen de regels van de boer
De oude voorstelling van gezonde en forse boerenmeisjes en -jongens heeft kennelijk toch meer waarheid in zich, dan toegegeven word. Wat natuurlijk ook te maken heeft het werken in de vrije natuur. Want epidemiologen zeggen ook dit: regelmatige lichaamsbeweging van minstens een half uur per dag heeft een duidelijk gezondheidsbevorderend en levensverlengend effect – zowel voor dikke als dunne mensen, of ze nu ziek zijn of gezond.
Niets in de biologie heeft zin, wanneer het niet in het licht van de evolutie bezien wordt: de „Venus van Willendorf"
door Prof. Dr. med. Bernfried Leiber
Wanneer men deze ervaringsprincipe van de Amerikaanse geneticus Th. Dobzhansky op het eet- en gewichtsgedrag van mensen toepast, en daarbij in de eerste plaats de groep van de sterk overgewichtigen met hyperfeministische verschijningsvormen van het type "Venus von Willendorf" in ogenschouw neemt, dan resulteert dit in enkele elementaire gedragsregels voor de betroffenen, artsen en voedingswetenschappers.
De 'Venus van Willendorf' is een klein kalkstenen beeldje, slechts 11,3 cm hoog, dat ongeveer 20.000 jaar geleden door Mammoetjagers werd gemaakt en in 1908 werd gevonden bij de opgraving van een kamp bij Willendorf (Oostenrijk). Vandaag de dag komen de lichaamsverhoudingen van veel mensen nog altijd grotendeels overeen met die van deze "Venus". Ze worden voornamelijk vertegenwoordigd door dikke (of extreem "volslanke“) vrouwen die, alle jaren rond de jaarwisseling met goede voornemens, weken- of zelfs maandenlang, een ernstige zelfkastijding ondergaan .
Intussen is het bekend, dat de intensiteit van dergelijke inspanningen in omgekeede verhouding staat tot een behaald succes voor de lange termijn: Het eindresultaat is ontgoocheling, ontmoediging en frustratie. Het "percentage mislukkingen" bij vrouwen van het type Willendorf ligt op bijna 100 procent.
Gelet op de onderliggende aspecten van de menselijke evolutie, was het levende model voor deze stenen Venus ongetwijfeld het product van een, voor de destijds heersende leefomstandigheden, zeer verstandige en functionele fylogenie. Het kwam waarschijnlijk overeen met het meest ideale type om te overleven, dat het resultaat was van een mutatie en een langdurige "veredelingsproces". Dit type is genetisch verankerd met al zijn kenmerken en wordt volgens de wetten van Mendel overgeërfd. Dit betekent dat,vandaag de dag nog de kenmerken van onze Paleolithische voorouders in ons genoom zitten, zodat we rekening moeten houden met het feit dat de verschijningsvorm van de genoemde Venus van tijd tot tijd verrassend "tevoorschijn zal komen". En dit, hoewel de mensheid op het punt staat om heel andere kenmerken als vrouwelijk „schoonheidsideaal“ te selecteren.
Tot nu toe is het niemand gelukt om de genetisch vastgelegde bouwplannen van het lichaam door medicamenteuze behandeling of door diȅtische beïnvloeding, op doorslaggevende wijze te veranderen. De absolute mislukking van al dergelijke inspanningen, is bij de vertegenwoordigers van dit type voorgeprogrammeerd.
Het zou zeker een grote stap voorwaarts zijn en het zou enorme kosten en moeite besparen, wanneer de wetenschap met zekerheid zou kunnen onderscheiden welke individuen met extreem overgewicht het genetisch bepaalde, dus onveranderbare, maar ook niet ziekelijke, het Willendorf-type vertegenwoordigen en welke hun lichamelijke omvang alleen te danken hebben aan buitensporige consumptie. Hoewel er al enkele veelbelovende onderzoeksaanzetten in deze richting zijn, is er nog een lange weg te gaan voordat het, bijvoorbeeld met behulp van laboratoriummethoden. mogelijk is om te differentiȅren tussen exogene vetzucht (het vetmesten) en de obesitas van Willendorfs. Zo blijven voorlopig dus zware therapeutische nederlagen en frustratie onvermijdelijk.
Behandelende artaen (en dieetadviseurs van alle groeperingen) zouden er goed aan doen om gewoon de simpele waarheid te vertellen aan personen die behoren tot het Willendorf type. Dit zijn vooral vrouwen die hartstochtelijk verlangen, "anders", mooier en slanker te worden. In de regel hebben ze al meerdere nederlagen, d.w.z. vermageringskuren, achter de rug. Ze verdienen het om zorgvuldig en tactvol maar onmiskenbaar geconfronteerd te worden met de realiteit die ze vaak al vermoeden: dat hun fysieke toestand volledig "normaal" is, dus niet ziek, dat voedselbeperkingen van welke aard dan ook niets anders kunnen bewerkstelligen, dan schade aan de gezondheid en dat hun "type" een onveranderlijk bestanddeel van onze samenleving is, dat doorgaans als mooi en vooral als bijzonder vrouwelijk kan worden ervaren.
Wanneer men zo handelt, zullen de getroffen personen snel hun vaak zwaar beschadigde gevoel van eigenwaarde terugkrijgen. Ze zullen hopelijk leren, zichzelf niet langer voor "lelijk" te houden en hun bijzondere lichamelijkheid te accepteren als een zakelijk gegeven en onveranderlijk feit en als een positief aspect van hun persoonlijkheid.