De mythe van het wondervitamine
Door Udo Pollmer
Scheurbuik kostte vroeger talrijke matrozen het leven. De zeelieden hadden maandenlang geleefd op pekeldvlees, scheepsbeschuit en rum. Het tekort aan vitamine C veroorzaakte de aandoening, zo heette het destijds. Deze these is al weerlegd, zegt levensmiddelenchemicus Udo Pollmer – en hij stoot het beroemde vitamine van zijn troon.
De NDR heeft het eten onder de loep genomen. Ze liet een paar menu’s op vitamine C onderzoeken – en konden ze niet eens bij de groenten ontdekken. Omdat de gerechten lang warm moeten worden gehouden, gaat het gevoelige vitamine verloren. Dit laatste is echter niet van belang, want de consumenten drinken ook wel eens een sapje of eten salami. Sapjes worden door verrijking met vitamine C langer houdbaar en worst krijgt zo haar stabiele rode kleur. Jaar op jaar worden...
...meer dan 100.000 ton vitamine C verkocht. Dan is de waarschuwing van de NDR voor een dreigend tekort een beetje misplaatst.
Spannender is de vraag: Hoe levensbelangrijk is het levensbelangrijke vitamine in werkelijkheid? De meesten kennen het helden epos wel: Er was een tijd dat op de schepen bosjes matrozen aan scheurbuik gingen lijden en niet weinigen stierven eraan, omdat ze maandenlang geen verse sla op hun bordje kregen, maar alleen gepekeld vlees, scheepsbeschuit en rum. Dat veranderde in 1747, toen de Bitse kapitein James Lind citrusvruchten ter genezing aanraadde. Prompt was de ziekte uit de christelijke zeevaart verdwenen. Dat de oorzaak een gebrek aan vitamine C was, geld vandaag als een vaststaand feit.
Scheurbuik – Gesel van de zeevaart
Echter een detail is verwarrend: Citrusvruchten zijn niet geschikt voor lange zeereizen en zonder conservering verschimmelen ze erg snel. James Lind perste daarom de vruchten uit, kookte het sap in, totdat hij een siroop overhield en vulde het concentraat af in flessen. De inhoud bleef volgens zijn woorden jarenlang werkzaam. In werkelijkheid zal daar nog minder vitamine C in gezeten hebben dan in het eten op schepen.
Laten we de toonaangevende vitamineonderzoeker van de laatste eeuw, Casimir Funk hier eens op na slaan. Hij schreef in 1922, dat ook zijn werkgroep met citroensap geëxperimenteerd had, omdat het “als voortreffelijk anti-scheurbuik middel bekend stond”. Het citroensap bleek echter niet te werken. Wat een pech. Funk heeft daarvoor een mooie uitvlucht bij de hand: De West-Indische citrusvruchten, die kapitein Lind gebruikt had, bevatten over het algemeen geen vitamines, terwijl in de vruchten uit het Middellandse zeegebied altijd veel vitaminen zitten.
In 1935 bevestigde een andere vitamineonderzoeker, de Zwitser Hans Guggisberg, dat vitamine-C-vrij voer drachtige cavia’s weliswaar schade kon berokkenen, maar “nimmer scheurbuik” veroorzaakte. Hoe meer proeven des te groter werd de verwarring. In de 70er jaren werden voor definitief uitsluitsel in een kliniek te Iowa zes vrijwilligers 99 dagen lang vitamine-C-vrij gevoed. Ze bleven echter gezond. Wat een pech toch weer!
Waar komt dan de scheeps-scheurbuik dan vandaan? Goed 30 jaar geleden ontdekten Britse onderzoekers, dat een stof genaamd threonzuur scheurbuik-achtige symptomen aanscherpt. Zoals het toeval wil, ontstaat het zuur bij de fabricage van scheepsbeschuit. Dat heeft vermoedelijk tot de misère op zee bijgedragen.
Liever loodvrij
Ook poolexpedities vertrouwden op de kracht van citroenen. Ondanks rijkelijke proviand aan citroensiroop werden ze snel door scheurbuik getroffen. De vermoedelijke grond: De stokoplossing citroen werd in blik gesteriliseerd, die met lood dicht gesoldeerd waren – zo vormde zich een loodoplossing. Die voerde tot een vergiftiging, die zoals het toeval wil, herinneringen oproepen aan het spectrum van de scheurbuiksymptomen van destijds. Het hele verhaal word des te beklemmender, toen andere poolonderzoekers zich niet om dat vitamine kommerden en prompt gezond terugkeerden. We mogen aannemen, dat dit aan de omstandigheid lag, dat zij i.p.v. scheepsbeschuit en met lood verontreinigd sap, rijkelijk vlees meevoerden.
Hoezeer de meningen, experimenten en ervaringen met het vitamine ook uiteen liepen, op een punt heerste overeenstemming: Het meest werkzame middel tegen scheurbuik was melk – daarom gold ze als bijzonder vitamine C-rijk. Zoals we tegenwoordig weten, is deze arm aan vitamine C. Zoals het beroemde “toeval” wil, werden destijds loodvergiftigingen altijd met volle melk behandeld. Hoe staat het nu met het wondervitamine? “Levensbelangrijk” is het vooral voor de handelaar, voor de rest is het een spotgoedkoop ingrediënt om levensmiddelen langer houdbaar te maken. Eet smakelijk!
Literatuur:
Sprotte R, Dubielzig S: Essen auf Rädern: Salzig und kein Vitamin C. NDR 3.4.2016
Pollak P: Fine Chemicals: The Industry and the Business. Hoboken, Wiley 2011
Halliday S: Our Troubles With Food: Fears, Fads and Fallacies. History Press, Gloucestershire 2009
McDowell L: Vitamin History, the Early Years. University of Florida, Florida 2013
Nares G, Feilden HW: Narrative of a Voyage to the Polar Sea During 1875-6. Cambridge University Press 2012
Lind G: A Treatise of the Scurvy. Sands, Murray & Cochran, Edinburgh 1753
Freidenberg ZB: Medicine under Sail. Naval Institute Press, Annapolis
Funk C: Die Vitamine. Bergmann, München 1922
Guggisberg H: Die Bedeutung der Vitamine für das Weib. Urban & Schwarzenberg, Berlin 1935
Hanke H: Vitamine und Chirurgie. Thieme, Leipzig 1943
Thomas M, Hughes RE: A relationship between ascorbic acid and threonic acid in Guinea pigs. Food & Chemical Toxicology 1983; 21: 449-452
Davies JEW et al: Dietary ascorbic acid and life span of guinea-pigs. Experimental Gerontology 1977; 12: 215-216
Fahrner R et al: Metabolomic markers for intestinal ischemia in a mouse model. Journal of Surgical Research 2012; 178: 879-887
Baker EM et al: Metabolism of Ascorbic-1-14C acid in experimental human scurvy. American Journal of Clinical Nutrition 1969; 22: 549-558
Odumosu A: Metabolic availabilty of ascorbic acid in female guinea-pigs. British Journal of Pharmacology 1971; 42: 637P
Barnes MJ et al: Mortality rate in male and female guinea-pigs an a scorbutogenic diet. Nature 1973; 242: 522-523
Legge TM et al: Bleivergiftung und Bleiaufnahme. Springer, Berlin 1921
Nobel E: Über die Beeinflussung des experimentellen Meerschweinchenskorbuts durch die Gravidität. Zeitschrift für experimentelle Medizin 1923; 38: 528- 536
Grosse-Brockhoff F: Pathologische Physiologie. Springer, Berlin 1969
Langstein L, Schittenhelm A: Ergebnisse der Inneren Medizin und Kinderheilkunde 1929; Bd 35
Glatzel H: Sinn und Unsinn der Vitamine. Kohlhammer, Stuttgart 1987