Door Udo Pollmer
Er zijn dingen die bij voortdurende herhaling de status van algemene kennis bereiken. Zo wordt onder meer beweerd dat de zon door zijn UV-straling zwarte huidkanker veroorzaakt. Daarom bij outdoor activiteiten altijd in-crèmen. Dit is steeds belangrijker geworden, naarmate de beschermende ozonlaag dunner en dunner wordt, waardoor steeds meer UV-straling het aardoppervlak bereikt.
Evolutionaire biologisch klinkt dit tamelijk vreemd, want het leven op deze aarde heeft zich juist ontwikkeld door zonlicht. Zonder zonbeschermingsfactor dan ook. En sinds de mensen niet meer in de open lucht op het land werken zoals vroeger, maar in kantoren, en niet langer proberen hun benauwde levensruimte naar buiten te ontvluchten, maar eerder proberen te ontspannen in comfortabele kamers en te chillen voor het beeldscherm, wordt de hele wereld...
...gewaarschuwd voor de zon pal naast de voordeur loert op onvoorzichtige slachtoffers.
Wanneer de UV-stralen van de zon de belangrijkste oorzaak van melanoom zouden zijn, zouden ze op moeten treden in de lichaamsdelen die blootgesteld zijn aan de zon. Maar het tegenovergestelde is het geval: ze beïnvloeden precies die gebieden van de huid die normaal bedekt zijn. Überhaupt worden de meeste melanoomgevallen niet gevonden onder bouwvakkers, maar onder kantoormedewerkers.
Wanneer de melanoomcijfers juist zijn, stijgt het risico parallel met de verkoop van zonnebrandmiddelen. Enkele jaren geleden heeft het IARC de onderzoeken samengevat: daarbij kan men zich aan de indruk onttrekken dat de UV-filters in de zonnemelk huidkanker zouden kunnen bevorderen. Ondertussen wordt deze verdenking ondersteund door recentere studies. In de VS kreeg onlangs een hele reeks bij ons verkochte UV-absorbers geen toelating, te riskant voor Amerikanen.
Wanneer bij het onderzoek een lichtje opgaat
Nog een curiositeit: Bij dierproeven is het vrij moeilijk om melanomen te produceren met UV A- of UV B-straling. In het laboratorium worden ze door chemicaliën zoals DMBA (dimethylbenzanthraceen) of UV C-straling teweeggebracht. Bij mensen werd in oudere studies een frappante samenhang met neonbuizen gevonden. De vroeger geproduceerde buizen stoten onvermijdelijk wat UV C uit, later deden dit de open halogeenlampen, en onlangs werd ontdekt dat ook een gloeilamp UV C uitstraalt. Uit schier onverklaarbare redenen ontbreken hierover nadere gegevens.
Misschien kan het spreekwoordelijke gat in de ozonlaag een verklaring zijn omdat het steeds meer gevaarlijke straling doorlaat? Ozon wordt gevormd wanneer de UV C straling van de zon op zuurstof stoot, zolang de gevaarlijke UV C straling volledig door de ozon wordt geabsorbeerd kan er bij ons geen "gat in de ozonlaag" zijn. Anders ligt dat op de Zuidpool. Tijdens de lange poolnacht ontbreekt de zon en wordt er geen ozon gevormd.
Of zonnebrandcrèmes bescherming bieden tegen melanoom of dit bevorderen, wordt nog bediscussieerd. Een fatale bijwerking is daarentegen zeker: Rachitis, dat bijna verdwenen was, keert weer terug - maar niet vanwege een tekort aan vitamine D in vis, of omdat de kleintjes niet in de frisse lucht komen door alle computerspelletjes, maar door zonnebrandcrème. Steeds meer moeders smeren hun kroost genadeloos in voordat ze op de speelplaats of op een andere manier mogen worden blootgesteld aan daglicht. Dit voorkomt de vorming van het hormoon "vitamine D". Bij consequente bescherming tegen de zon kan dit leiden tot rachitis, een ernstige beschadiging van het skelet.
Iedereen die ijverig smeert, blokkeert daarmee de levensbelangrijke UV-straling wat niet alleen onmisbaar is voor de botten: in een relevant handboek over dierhygiëne staat: "Een UV-bestraling van dieren, stabiliseert hun gezondheidsstatus, versterkt het weerstandsvermogen en reactiveert het dierlijke organisme". Niets anders geldt, wanneer mensen op vakantie gaan naar zee of in de bergen. Het is allemaal beter dan vitaminen slikken.
Een luxueus gezalfd lichaam voor de vissen
Het echte probleem zijn niet zozeer de zonnebrandcrèmes, maar de lichaamsverzorgingsproducten. Sommige dagcrèmes bevatten ronduit belachelijke zonnebeschermingsfactoren. Op de relevante websites wordt het publiek op gebedsmolentjes-achtige wijze gevraagd het huis nooit te verlaten zonder UV-bescherming, anders zou hun fijne perzikhuidje lelijke rimpels, ouderdomsvlekken en kanker krijgen. Zelfs nachtcrèmes hebben soms zulke beschermende factoren tegen zonlicht, die hooguit zin hebben in de middagzon van het hooggebergte.
Voordat het luxueus gezalfde lichaam aan zijn dagelijkse werk begint, spoelt het douchen ‘s morgens de te gekke UV-blokkers weg in het afvalwater. Op deze manier profiteert ook het leven in het oppervlaktewater van de bescherming tegen de zon. Zoetwatervis wordt regelmatig besmet, net als moedermelk.
Soms wordt de zonbeschermingsfactor in de reclame benadrukt - en even vaak wordt deze verborgen gehouden. Tijdgenoten die bekend zijn met het verband tussen UV-licht en gezondheid letten er bewust op, geen cosmetica te gebruiken, waarmee wordt geadverteerd dat ze "bescherming tegen de zon" bieden. Desondanks kan er toch nog een UV-blokker in zitten.
Waarom voegen sommige fabrikanten een nutteloos additief toe dat alleen de drogist op de bijsluiter kan herkennen, maar niet de klant? Dus heb ik me maar eens het pleziertje gegund om te googelen, wat op momenteel de belangrijkste UV-blokkers zijn voor de cosmetische branche. Helemaal voorop gaat de merkenfamilie Parsol®. En zoals het toeval wil, geldt de merkeigenaar ook als de grootste producent van vitamine D3, en zo is de cirkel weer rond.
Nota bene
Let wel, het gaat niet om decoratieve cosmetica, die maar een klein deel van de huid bedekt, problematisch zijn de hoeveelheden huid-plamuursels. Zonnemelk is zinvol, voor wanneer u aan ongewoon intensief zonlicht wordt blootgesteld, bijvoorbeeld tijdens een zeiltocht. De pijn van zonnebrand is de waarschuwing van het lichaam voor te veel zon. Voor een gebrek aan UV is er geen dergelijke waarschuwing, daar dit in de evolutie ook niet belangrijk was.
Literatuur:
Kuzu OF et al: Current State of animal (mouse) modeling in melanoma research. Cancer Growth and Metastasis 2015: 8 (S1) 81–94
Mehlhorn G: Lehrbuch der Tierhygiene. Gustav Fischer, Jena 1979
Beral V et al: Malignant melanoma and exposure tp fluorescent lightning at work. Lancet 1982; II: 290
D’Agostini F. De Flora S: Potent carcinogenicity of uncovered halogen lamps in hairless mice. Cancer Research 1994; 54: 5081-5085
Sayre RM et al: Dermatological risk of indoor ultraviolet exposure from contemporary lightning sources. Photochemistry and Photobiology 2004; 80: 47-51
WHO: Sunscreens. IARC Handbooks of Cancer Prevention 2001; Vol 5
Reisch MS: Hazy outlook for U.S. sunscreen users. Chemical & Engineering News 2015; 18.May: 11-15
Alamer M, Darbre PD: Effects of exposure to six chemical ultraviolet filters commonly used in personal care products on motility of MCF-7 and MDA-MB-231 human breast cancer cells in vitro. Journal of Applied Toxicology 2018; 38: 148-159
Kim S, Choi K: Occurrences, toxicities, and ecological risks of benzophenone-3, a common component of organic sunscreen products: a mini-review. Environment International 2014; 70: 143-157
Hany J, Nagel R: Nachweis von UV-Filtersubstanzen in Muttermilch. Deutsche Lebensmittel-Ruindschau 1995; 91: 341-345
Berwick M et al: Sun exposure and mortality from melanoma. Journal of the National Cancer Institute 2005; 97: 195-199
Morpurgo G et al: Are tyrosinase inhibitors in sunscreens and cosmetics enhancing UV carcinogenity. Environmental Dermatology 2015; 24: 546-559
Jiang R: Absorption of sunscreens across human skin: an evaluation of commercial products for children and adults. British Journal of Clinical Pharmacology 1999; 48: 635-637
Lowdon J: Rickets: concerns over the worldwide increase. Journal of Family Health Care 2011; 21: 25-29
Hemminki K: Incidence trends and familial risks in invasive and in situ cutaneous melanoma by sun-exposed body sites. International Journal of Cancer 2003; 104: 764-771
Beral V, Evans S: Reply: Malignant melanoma and exposure to fluorescent lightning at work. Lancet 1982; II: 1227
Bernhard O: Die historische Entwicklung der Lichttherapie. in: Hausmann W, Volk R (Hrsg.): Handbuch der Lichttherapie. Wien 1927; S.3-13
Cole C et al: Effect of indoor lightning on normal skin. In Wurtman RJ et al (Eds.): The Medical an Biological Effects of Light. Annals oft he New York Academy of Sciences 1985; 453: 305-316
Elwood JM et al: Malignant melanoma in relation to moles, pigmentation, and exposure to fluorescent and other lighting sources. British Journal of Cancer 1986; 53: 65-74
Kaskel P et al: Outdoor activities in childhood: a protective factor for cutaneous melanoma? Results of a case-control study in 271 matched pairs. British Journal of Dermatology 2001; 145: 602-609
Håkansson N et al: Occupational sunlight exposure and cancer incidence among Swedish construction workers. Epidemiology 2001; 12: 552-557
Walter SD et al: Association of cutaneous malignant melanoma with intermittent exposure to ultraviolet radiation: results of a case-control study in Ontario, Canada. International Journal of Epidemiology 1999; 28: 418-427