Religie en voeding
door Udo Pollmer
Het Boeddhisme is er veel aan gelegen, de cirkel van het lijden te beëindigen. Toch is het vegetarisme geen onderdeel van deze religie – de vleesloze voeding moet eerder tegen een historisch achtergrond gezien worden, meent Udo Pollmer.
Leest men de huidige vegetarische onderbouwingsliteratuur, dan is het Boeddhisme een door en door vegetarische religie. Als voorbeeld gelden de Japanners, die zich tot in de 18e eeuw naar de principes van het boeddhisme vrijwel uitsluitend vleesloos gevoed zouden hebben. Maar toen heeft, zo lees ik, “het Westen een vegetarisch land vernietigd”. Eerst met de atoombom en vervolgens met het schoolmenu. Voor het laatste...
...zouden de Amerikaanse bezetter de kleine Japanners tot het vleeseten verleid hebben.
Inderdaad ligt de sleutel tot een beter begrip van de Japanse keuken in de religie: Toen de Japanners in de zesde eeuw het Boeddhisme overnamen van Koreaanse monniken, stonden ze voor een dilemma: Voor gelovigen was het doden van andere levende wezens verboden – en daarmee waren steaks en schnitzels taboe. Helaas zagen de monniken over het hoofd dat zulk gebod alleen te handhaven is in regio’s met een subtropisch klimaat op vruchtbare bodem met meerdere oogsten per jaar, zoals in het thuisland.
In de hooglanden van Tibet kunnen alleen maar yaks weiden
Op Okinawa en in het zuidelijkste puntje van Japan, de invalspoort van de monniken, heersen vergelijkbare omstandigheden, en daar zou deze voedingswijze voor strenggelovigen mogelijk geweest zijn. Maar op de doorgaande weg over bergachtige eilandenkettingen is de vegetatie periode kort en het land beschikt slechts over weinig cultiveerbare bodem. Een vegetarisch menu was daar bijna net zo uitzichtloos als in Tibet. Waarmee zouden de voorbeeldige Boeddhisten zich moeten voeden in de hooglanden van Tibet? Daar groeit nauwelijks iets buiten een paar grassprieten. Hier kunnen alleen yaks weiden. Die worden volgens oeroude traditie in overeenstemming met de Boeddhistische traditie gemolken, geslacht en gegeten. En niemand – buiten een paar Europese vegetariërs – windt zich daarover op.
Gelukkig was het de gelovige gemeenschap toegestaan, hun rijst met zeevruchten en gevogelte te verrijken, want het absolute verbod op het doden gold alleen voor viervoeters. Er werden geen grenzen gesteld aan het aantal benen naar beneden of naar boven. Daarom genieten de Japanners van vis, walvis en gevogelte en tot op heden ook van zeekomkommers en zee-egels, krabben, pissebedden, insecten en spinachtigen – allemaal traditionele Boeddhistische lekkernijen. Een verrukkelijk voorbeeld voor de lekkerbekken onder de Europese vegetariërs.
Runderen behoren al lange tijd tot de Japanse landbouw – maar niet vanwege hun vlees, maar als trekdieren en mestleveranciers voor de rijst. Daar graslanden ontbreken, bamboebossen niets voor koeien zijn, en de bewoners de melksuiker niet verdragen, speelde de veeteelt geen grote rol. De consumptie van vlees werd pas in 1873, in het kader van de Meiji-hervormingen, gelegaliseerd, toen zich Japan ook open stelde voor het Westen. Daarmee raakten de gebruikelijke religieuze menuvoorschriften meer en mee in vergetelheid. Tegenwoordig hebben de Japanners zoveel zin in schnitzels, dat het land met zoveel Boeddhistische invloeden een de belangrijkste kopers van vlees op de wereldmarkt is.
In het oude Japan werd elke jachtbuit gegeten
Natuurlijk hebben Japanners altijd vlees gegeten, voor zover het beschikbaar was. In de loop van de geschiedenis moest er steeds weer opnieuw aan het vleestaboe herinnert worden, net zoals hier aan het pauselijk verbod op de consumptie van paarden. Elke jachtbuit werd gegeten, of het nu ging om een haas was of een vos, ook paarden belanden na hun overlijden in de kookpot. Wat de religie ontnam, bracht de nood weer op tafel. Bovendien werden dieren of delen ervan ook op medische gronden genuttigd; zo geld slangenbloed als levensverlengend, of neushoornpoeder als potentie verhogend. Zulk bijgeloof hebben de Japanners wel uit de Chinese Mystiek overgenomen.
Het vegetarisme is geen onderdeel van het Boeddhisme, maar berust op historische achtergronden, die op totaal verschillende wijzen in de praktijk gebracht worden. Deze religie is er veel aan gelegen, de zogenaamde “hang” naar bezit, het blind staren op passies en ideologieën, te overwinnen, om de cirkel van het lijden te beëindigen. Daartoe hoort ook de Duitse vegetarische inprenting.
Literatuur:
Pfuhl A: Elastische Traditionen. EU.L.E.n-Spiegel 2012; H.2-3: 20-29
Ohasama S: Der lebendige Buddhismus in Japan. Perthes, Gotha 1925
Trungpa C: The Profund Treasury of the Ocean of Dharma. Shambhala, Boston 2013
Inoue K: Geschichte Japans. Campus, Frankfurt/M. 2001
Vegetarierbund Deutschland: Wie der Westen ein vegetarisches Land zerstörte ... Website, Rubrik "Philosophie und Tierrechte" retrieved 10.2.2015
Ashkenazi M, Jacob J: Food Culture in Japan. Greenwood Publishing, Westport 2003
Passin H: Japan and the Japanese, Language and Culture Change. Kinseido, Tokio 1980
Ratanakul P: The Buddhist concept of life, suffering and death, and related bioethical issues. Eubios Journal of Asian and International Bioethics 2004; 14: 141-146
Goldstein MC, Beall CM: Nomads of Western Tibet. Odyssey Productions, Hong Kong 1990
Sievers W: Allgemeine Länderkunde: Asien. Bibliographisches Institut, Leipzig 1904