Brotzeit door Udo Pollmer
Deze Brotzeit is opgedragen aan alle boeren die ervoor hebben gezorgd dat wij tot nu toe overvloedig te eten hadden, dat wij uit een ruim aanbod konden kiezen wat ons hartje begeerde. Wij danken hen voor hun hoge productiviteit en enorme opbrengsten, waardoor jongeren een beroep naar keuze kunnen uitoefenen en niet langer als dienstmeisje of boerenknecht hoeven te werken zoals generaties vóór hen.
De landbouw kent vele rolmodellen: Zoals bekend produceren veel dieren hun voedsel door tuinbouw of veeteelt, sommige zelfs ondergronds, andere in de toppen van bomen. Zelfs vissen gedragen zich als boeren: de rifbaarzen in het koraalrif, bijvoorbeeld. Zij leggen in hun algentuinen een monocultuur aan van rode algen (Polysiphonia), die zij gekweekt hebben op...
...groeikracht en verteerbaarheid. Alle andere algen worden eruit geplukt. De bemesting is overgenomen door kleine garnalen, die een schuilplaats vinden in deze tuinen. Want de baarzen verdedigen hun planten vastberaden tegen vijanden zoals zee-egels.
Eén groep schorskevers, de ambrosiakevers, hebben zich toegelegd op het kweken van schimmels, die zij in verrot hout verbouwen. Rot hout ruiken ze door de alcohol die er uitstroomt. De kevers graven tunnels, regelen de luchtvochtigheid en impregneren de wanden met de sporen van Ambrosiella en Raffaelea, twee soorten schimmel waarmee zij hun nageslacht voeden. De ambrosiakever bewaart het waardevolle zaadgoed, de schimmelsporen, in zijn mycangium, een soort wonderzakje aan de hals.
De alcohol stimuleert niet alleen de groei van de schimmelculturen. Als conserveringsmiddel onderdrukt het ook ongedierte dat zich graag tegoed zou doen aan het kruimelige hout, zoals Aspergillus en Penicillium. De voedende schimmels kunnen de alcohol echter benutten als voedingsbron. Bij gevaar door concurrerende schimmels, produceren ze het zelfs zelf - als fungistatikum, als schimmelwerend middel. Is dat niet teleurstellend? Niet eens de onschuldige kevertjes in het bos kunnen buiten strijdgas, om hun voedselvoorraden te beschermen!
Op hoog technisch nieveau werken bladsnijdersmieren. Ze oogsten en versnipperen bladeren. Aangezien zij geen pens hebben zoals herkauwers, hebben zij de ontgifting van het gebladerte uitbesteed: zij laten het versnipperde materiaal in uitgebreide ondergrondse plantges uiteenvallen om er eetbare schimmels op te kweken voor hun kroost. Maar dit is moeilijker dan men denkt, want zelfs de schimmels kunnen de afweerstoffen in de bladeren niet afbreken. Weliswaar produceren ze de nodige enzymen, maar zij kunnen deze niet in het substraat uitscheiden. Daarmee zijn ze nutteloos. De mieren hebben het probleem opgelost: ze eten de schimmelkoppen met de enzymen erin op. Vervolgens scheiden zij deze in actieve toestand met hun uitwerpselen uit en bemesten zo hun bedden. De enzymen ontbinden de bladeren en de schimmels kunnen gedijen.
Antibiotica genoeg
Landbouw bedrijvende insecten controleren hun gewassen voortdurend op ziekten, plagen en onkruid. Ze zaaien, ze bemesten en ze wieden hun bedden. Verbruikt substraat wordt zorgvuldig verwijderd. De bladsnijdermieren hebben specialisten ingehuurd om plantages te beschermen: In hun schild herbergen zij microben (actinomyceten) die pesticiden of antibiotica produceren. Als monoculturen, zijn hun schimmeltuinen bedreigd. Daar helpt alleen antibiotica, en in hoge doses. De behandeling bevordert ook de groei van de schimmels. Tot dusver zijn geen resistenties waargenomen. Kennelijk zetten de mieren geselecteerde gifmengsels met precisie in, zodat elke resistentie in de kiem wordt gesmoord. Sommige mieren hebben bladluizen gedomesticeerd. Door het fokken hebben ze hun poten zo verminkt, dat ze zich alleen nog maar vast kunnen klampen aan hun meesters.
Zo laten ze zich naar nieuwe weides dragen, naar verse bladeren. Andere mieren verhinderen hun vee weg om weg te lopen door middel van een verlammend gif. Het maakt niet uit hoe, maar links en rechts van de bladnerf lurken de luizen van het plantensap. Zij vertonen hetzelfde beeld als koeien in een aanbindstal. Het zoete secreet dat door de bladluizen wordt uitgescheiden, voedt de mieren. Natuurlijk hebben zij hun vee ook geselecteerd op een hoge melkgift c.q. hoge sapopbrengst. Dieren waarvan de productiviteit te wensen overlaat, worden geslacht. Ja, de mieren koesteren hun veebestand. Zo vouwen ze de bladeren tot een holte, een soort stal, om de bladluizen te beschermen tegen regen, zon en roofdieren.
Klein maar krachtig!
De meest dreiste boer van allen is een amoebe: Dictyostelium discoideum, een eencellig piepklein wezentje dat voor het blote oog niet zichtbaar is. Als eenling, jaagt hij op bacteriën in de bosgrond. Wanneer voedsel schaars wordt, scholen ze met tienduizenden bijeen en vormen een gemeenschappelijk organisme dat, na de vereniging, op een kleine naaktslak lijkt, die op zoek naar voedsel voortbeweegt.
Om gevaar af te wenden, werpt een deel van de amoeben zich op als schildwachten. Zij eten gifstoffen, afval en ziekteverwekkers op, en zijn op die manier vergelijkbaar met de macrofagen in onze lever. Wachters die „op“ zijn blijven achter, terwijl de gezonde groep naar de warmte -en het licht trekt. Nieuwe amoeben worden gerekruteerd om verloren gegane wachters te vervangen, zodat die altijd 1% van de populatie uitmaken.
Aan het eind van de trek vormt het slijmerige hoopje een stengel, een vruchtlichaam, dat in de hoogte prijkt. Voor de stabiliteit moeten sommige amoeben zich weer opofferen, ze sterven af en "verharden". Het zijn vooral de zwakke individuen die zich hiervoor ter beschikking stellen. Sommigen echter, slechts met tegenzin, zij leven liever verder dan door hun eigen dood bij te dragen tot het voortbestaan van het geheel.
In het vruchtlichaam vormen de amoeben resistente sporen waaruit later, wanneer de milieuomstandigheden weer gunstiger zijn, jonge amoeben komen. Ze verzamelen ook gevangen bacteriën in het vruchtlichaam en hamsteren die als voedselvoorraad. In tijden van nood eten zij deze echter niet gewoon op, maar zaaien die op een geschikte plaats. Bacteriën vermenigvuldigen zich snel door deling, wat een exponentiële toename van de biomassa betekent. Zodra de sporen ontkiemen, vinden de jonge amoeben een overvloed aan levend voedsel. Vers voedsel rijk aan vitale stoffen, noemen we dat tegenwoordig.
De voedingsbacteriën, die overigens Pseudomonas fluorescens worden genoemd, voeden niet alleen de amoeben, maar produceren ook een chemische stof die pyrrolnitrine heet, een schimmelwerend middel dat nare schimmels op afstand houdt. Een groter gevaar dan de schimmels zijn hun collega's van de roofzuchtige amoeben-fractie die hun voorraden willen plunderen. Deze laten de boerende amoeben aanvallen door een andere groep bacteriën, de Burkholderiae. Zij werken als huurlingen, als veldwachters in dienst van de boeren.
De natuur als rolmodel!
Dictyostelium behoort tot de meest primitieve levensvormen op onze planeet en toch kunnen zelfs deze voor onze ogen onzichtbare amoeben met succes landbouw bedrijven. Zonder enige ethisch bedenken spannen zij andere levende wezens voor hun karretje, buiten hen uit, en eten hen op. Maar heel de mensheid, zelfs onze hele planeet, kan volgens onze NGO's alleen worden gered door af te stappen van onze beproefde landbouwpraktijken. Hopelijk blijven de amoeben van fondsenwervers en parasitaire levensvormen verschoond, zodat zij hun nageslacht kunnen blijven voeden.
Onze landbouw kent in de natuur talloze rolmodellen, of het nu gaat om veeteelt, tuinbouw of aquacultuur. Praktisch al deze dieren werken met pesticiden, antibiotica en meststoffen, beheren afval en water en werven werknemers aan. Niets menselijks is hen vreemd. Zij zaaien, zij wieden, zij bemesten, zij oogsten en zij bewaken hun voorraden. Zij fokken hun vee op hoge prestaties, voeren, melken, en slachten het. Zo is onze natuur.